Zangzaad

Het zal eind jaren negentig van de vorige eeuw geweest zijn dat ik - geinspireerd door de meesterlijke schrijver S. Carmiggelt - bedacht moet hebben om eveneens korte stukjes voor volwassenen te gaan schrijven. 

En als ik van hem – voornamelijk door het te doen – één ding geleerd heb, dan is het dat schrijven vooral herschikken, schrappen en herschrijven is. Ik kom daar in de blog nog op terug.

Nu zal ik absoluut niet beweren dat ik de schrijfkunst beheers zoals deze meester dat deed op de top van zijn carrière, maar ik doe mijn uiterste best om hem daarin ooit in te benaderen.

Simon Johannes Carmiggelt is in Den Haag geboren op 7 oktober 1913 en overleden in Amsterdam op 30 november 1987.

'De geheelonthouders hebben gelijk, maar alleen de drinkers weten waaròm'.

Onder het pseudoniem Kronkel publiceerde hij bijna veertig jaar vrijwel dagelijks een cursiefje in dagblad Het Parool, waarin hij gewone zaken op vaak luchtige wijze, met oog voor humor in het verschil tussen ideaal en werkelijkheid omschreef. In de loop der jaren werd de schrijfstijl soberder en de humor treuriger. Daarnaast schreef hij cabaretteksten voor onder meer Wim Kan en Wim Sonneveld.

Simon Carmiggelt 1973 - De geheelonthouders hebben gelijk, maar alleen de drinkers weten waaròm[

Het bundeltje Zangzaad wordt momenteel bewerkt zodat het mogelijk interessant is om het uiteindelijk in een meer grote oplage 'On demand' te laten printen. Nu bestaat tegenwoordig ook de mogelijkheid om het als ePub bestand uit te geven. Ik ben aan het uitzoeken op welke wijze, Pdf of ePub - of wellicht beide, het zowel voor de lezer als mijzelf interessant is uit te geven. Ik kom daar zo spoedig mogelijk op terug.

De eerste kort literaire stukjes staan hieronder in een 'in- en uitklapje' ter kennismaking alvast gratis vermeld. Met als eerste : verl_2028-201224_red

Veel leesplezier.

De grote verleiding

U kent het wellicht, met name rond kerst en nieuw. En wat je ook doet, het is onmogelijk om er aan te ontkomen. Is het doen van de wekelijkse boodschappen buiten deze periode gevoelsmatig al een vrij nutteloze bezigheid, rondom de feestdagen overvalt je het gevoel dat de mensheid daadwerkelijk gedegenereerd is tot het meest leeghoofdige wezen dat deze aardbol bevolkt.

En het is als een déjà vu. Voor de tweede maal in vier dagen laad men de boodschappenkar vol met voedsel - gevarieerd, dat dan wel - wat eveneens wederom in de reeds overvolle koelkast met restjes van de dag ervoor verdwijnt. Dit in afwachting van de zoveelste vreetbui van de consumerende eigenaren. En u hebt gelijk als u zegt: we doen er allemaal in min of meerdere mate aan mee; ook ik.

Oud en nieuw laat nog een aantal dagen op zich wachten, maar dan begint het ritueel – gelukkig voor het laatst dit jaar - weer van voor-af-aan. Ik heb het gehad en kan dan ook niets anders meer bedenken dan zittend het winkelend publiek gelaten gade te slaan, dit ter voorkoming van een bijna onstuitbare aanval van waanzin.

Een bekoorlijk moment, en daarmee een welkome afwisseling, is het begluren van al die lotgenoten vooraan bij de kassa. En omdat ik toch dien te wachten kies ik deze keer met zorg de langste rij om aan te sluiten, een positie vanwaar ik de vertwijfeld rondkijkende gezichten van hen die bijna aan de beurt zijn in alle rust kan observeren. De rekken met 'echt' waardeloos goed staan daar namelijk opgesteld. Dit in een poging hun inhoud alsnog te slijten, uiteraard ondersteund door verleidelijke prijskreten.

Dit keer zijn het brillendoekjes. De fabrikant heeft zich ongetwijfeld bij de vervaardiging vergist in het potentieel aantal brildragende kopers, anders had hij zich dit overschot kunnen besparen. Het valt me op dat het jongere publiek 'betere' ogen heeft dan de ouderen onder ons. Zij gaan dan ook grotendeels ongeïnteresseerd aan de rekken voorbij. Maar ik heb geluk. Een man op leeftijd neemt een doosje in de hand, leest het, legt het weer terug en besluit het uiteindelijk toch maar op de lopende band te leggen. Dit alles met een blik van: 'baat het niet, schaadt het niet.' Nu, daar kun je je lelijk in vergissen maar dat wist hij toen nog niet.

's- Middags zie ik hem zitten, samen met zijn vrouw aan een tafeltje op het terras van mijn stamcafé. Genoegzaam mag ik constateren dat er naast hen nog een plaatsje vrij is. Het pilsje beroert hij nauwelijks. Daarentegen lijkt hij gekweld te worden door een dwangmatig handelen. Om de haverklap neemt hij namelijk zijn zakdoek en poetst verbeten zijn bril. 'Kleredoekjes,' mompelt hij. 'En ze beloofden nog wel dat ik een heldere kijk op de wereld zou krijgen.'

Copyright©2025 A. van de Hoef